Verklarende woordenlijst Kri tot Lum
Kritische detail
Het kleinste (onder)deel (van bijvoorbeeld letters, cijfers of andere karakters of van mechanische voorwerpen), dat voor een bepaalde oogtaak op een bepaalde afstand nog zichtbaar moet zijn.
Kritische uitstralingshoek (ak)
Volgens NEN 1890:de.uitstralingshoek van het verst verwijderde armatuur
waarvan geldt: 45 0 ~ ak < 850.
Kruisschakelaar
Schakelaar, die in combinatie met twee zogenaamde wissel schakelaars wordt
gebruikt en waarmee op deze wijze een lichtpunt op drie verschillende
plaatsen kan worden bediend. .
Kryptonlamp
Zie K-lamp.
Kwiklamp
Gasontladingslamp, waarbij directe of indirecte lichtopwekking plaatsvindt
door een elektrische ontlading in kwikdamp.
Laagspanningslamp
Lamp, die is bedoeld voor een lagere spanning dan 24 volt.
Lagedruk kwiklamp
Kwiklamp waarbij de kwikdamp tijdens de gasontlading van een lage druk
blijft. Hierbij wordt relatief weinig zichtbaar licht opgewekt, maar relatief
veel meer ultraviolette straling, die met behulp van fluorescentiepoeders
wordt omgezet in zichtbaar licht..
Lagedruk natriumlamp
Gasontladingslamp met natrium damp van een lage druk. Bij de elektrisch
ontlading wordt hoofdzakelijk nagenoeg monochroom geel licht opgewekt.
Lamphouder
Elektrisch element in een armatuur, waarin een lamp kan worden geschroefd
of gestoken door drukken en/of draaien, waardoor deze elektrisch kan
worden aangesloten.
Lampvoet
Gedeelte(n) van een lamp, dat (die) in een lamphouder kunnen worden
geschroefd (Edison- of bijv. E14 of E27-lampvoet) of gestoken (o.a. sommi-
ge typen spaarlampen (en tevens gedraaid, zoals bij een bajonetlampvoet).
Levensduur, gemiddelde
Het aantal uren, waarna gemiddeld 50 % van het betreffende lamptype nog
behoort te branden. De andere helft heeft dus minder uren gebrand.
Licht
Zichtbare elektromagnetische straling of wel elektromagnetische straling,
waarvoor het menselijk oog gevoelig voor is en een visuele sensatie tot
gevolg heeft.
Lichtbronbenamingen
Benamingen voor lampen. De meeste fabrikanten van lichtbronnen gebruiken eigen benamingen. Voor een uniforme, thans veel gebruikte aanduiding voor lampen, zie ZVEI-codering voor lichtbronnen.
Lichtkleur
Een (subjectieve) beschrijving van de kleur van het licht, zoals dit direct van de lamp wordt waargenomen dat kan worden beschreven als bijvoorbeeld (extra) warmwit, neutraal wit en koelwit of daglichtwit.
n.b. kleurweergave en lichtkleur worden soms als overeenkomstige begrippep beschouwd. Echter de lichtkleur van een lamp geeft informatie over de kleur van het lamplicht zelf en kleurweergave geeft informatie over de invloed van het lamplicht op kleuren van voorwerpen, die hierdoor worden verlicht. De lichtkleur geeft hierover geen enkele directe informatie.
Lichtklimaat
Sfeer en stemming in een ruimte, voor zover deze bepaald worden door licht en kleur in samenhang met de vorm en inrichting van een ruimte. Het gaat hierbij zowel om fysiologische als psychologische invloeden. Ten aanzien van het licht spelen onder meer de verlichtingssterkte, de luminantieverhoudingen, het verlichtingssysteem en de lichtkleur een rol; ten aanzien van de kleur: de kleurtoon, de verzadiging, de kleurweergave en de verdeling van de kleuren in de ruimte.
Lichtpunthoogte
Hoogte tussen verlichtingsarmatuur en een horizontaal verlicht vlak.
Lichtrail of spanningsrail
Rechthoekige of ronde buis, die voorzien is van twee tot vier elektrische
geleiders, die hierin over de gehele lengte grotendeels geïsoleerd zijn aan-
gebracht en toegankelijk zijn via een opening over de gehele lengte. Door
deze voorziening kunnen verlichtingsarmaturen op elke willekeurige plaats op
de rail worden aangesloten met behulp van speciale adaptors. Vele soorten
opbouwrails kunnen met behulp van verschillende hulpstukken worden bevestigd, elektrisch aangesloten en onderling worden verbonden. Ook inbouw-
rails kunnen op velerlei wijze worden gekoppeld.
Lichtsterkte
De hoeveelheid licht die in een bepaalde ruimtehoek wordt uitgestraald.
Volgens NEN 1890: lichtsterkte ( van een lichtbron in een bepaalde richting) (1)
= quotiënt van de door een lichtbron in een ruimtehoek element, dat die richting bevat, uitgestraalde lichtstroom en de grootte van dit ruimtehoek element.
Lichtsterkteverdeling
De lichtsterkte in alle richtingen, waarin een lamp of verlichtingsarmatuur licht uitstraalt.
Lichtstroom
De totale hoeveelheid licht, die door een lichtbron per eenheid van tijd wordt
uitgestraald.
Volgens NEN 1890: de totale hoeveelheid licht, die een lichtbron per tijd uitzendt ofwel die een vlak ontvangt.
Lichtterugval
Reductie van de lichtstroom van een lamp ten gevolge van veroudering en vervuiling.
Lichtvenster
Gedeelte van de glasballon van bepaalde gloeilampen dat minder sterk is
gematteerd dan het overige gedeelte, waardoor door dit gedeelte in verhou-
ding meer licht wordt uitgestraald.
Louvre .
Bepaalde afscherming, lamellen of rooster, die in een armatuur is opgenomen om de lamp af te schermen om directe verblinding te voorkomen.
Luminantie
Lichtsterkte van een lichtbron of verlicht oppervlak in een bepaalde richting
in relatie tot het oppervlak ervan.
Volgens NEN 1890: luminantie (van een lichtbron): het quotiënt van de
lichtsterkte van die bron en de schijnbare oppervlakte ervan in een bepaalde richting.
Luminantiecontrast
Het verschil van de luminantie van twee delen in het gezichtsveld, die
gelijktijdig of na elkaar worden gemeten.
Vlgs. NEN 1890: de verhouding van de luminanties van een waar te nemen detail en zijn achtergrond in de visuele taak (het luminantiecontrast wordt altijd opgegeven als een getal groter dan 1).
Luminantiemeter
Meter om de door een vlak uitgestraalde of gereflec- teerde hoeveelheid licht te meten.
Luminantieverhouding