Nederland.
Direct na de 2e wereldoorlog (1940-1945) ontstonden door het grote tekort aan huisraad talrijke kleine verlichtingsfabriekjes. Smeedwerk uit oud ijzer was favoriet, houten verlichting in moderne strakke vormgeving maar ook veel handwerk in klassieke kronen, tafellampen en wandlampen. Mahonie, eiken en perenhout werd veel gebruikt voor de klassieke lampen. Beuken was favoiet voor moderne verlichting. Kleine houtdraaierijen schoten als paddestoelen uit de grond en het ambachtelijk handwerk maakte een grote bloei mee
.
Zonder een volledig beeld te kunnen geven zijn hier enkele flitsen;
Herda in Amsterdam, Dijkstra in Heemstede, Weslight in Gorinchem, Vrieland in Goes, Schenkel in Delft, Webo in Nijmegen, Massive met toonzalen door het hele land en laatst nog alleen in Gorinchem (2008 overgenomen door Philips Consumer Luminaires), Smit glasbuigerij en verlichting in Waddinxveen allemaal met een (bijna) volledig programma woonhuisverlichting,
Voor zover nog te achterhalen hiernaast wat modellen uit die tijd.
Duitsland.
Lüdenscheid, Arnsberg, Neheim, Hüsten, Freienohl, Meschede allemaal in het Sauerland en Detmold iets noordelijker waren plaatsen met zeer grote verlichtingsindustrieën. Daar werden de modellen ontwikkeld voor geheel Europa. `Temde in Detmold was een grote leverancier van zeer aparte modellen in hout met messing of brons.