Verklarende woordenlijst Sch tot Vor
Schakelbordlamp
Gloeilamp van laag vermogen, met een speciale, relatief kleine glasballon, die vroeger veel voor schakelborden werd gebruikt.
Schemeringsschakelaar
Elektrisch apparaat, dat de verlichting inschakelt zodra het (te) donker wordt en weer uitschakelt als het licht(er) wordt. Met name bedoeld voor verlichting van ruimten of van de omgeving van gebouwen, die bijvoorbeeld om veiligheidsredenen permanent gewenst is. Er zijn verlichtingsarmaturen in de handel waarin een schemeringsschakelaar is ingebouwd.
Serieschakelaar
Schakelaar met de mogelijkheid voor het schakelen van twee lampen of twee groepen lampen, die op dezelfde lichtgroep zijn aangesloten.
SI-lamp
Spaarlamp met een glazen omhulling ("jampot" of ronde ballon).
Snoerdimmer
Dimmer, die door onderbreking van een aansluitsnoer tussen de beide delen kan worden aangesloten.
Snoerschakelaar
Schakelaar, die in het aansluitsnoer van onder andere wand-, tafel-, bureau- en staande armaturen is aangebracht of aangebracht kan worden ter onderbreking van de spanning.
Spaarlamp
Onofficiële benaming voor een compacte fluorescentielamp, die in verhouding tot gloeilampen en halogeenlampen die dezelfde hoeveelheid licht geven veel minder elektrische energie verbruikt.
Spaarstroomadviseur
Adviseur op het gebied van energiezuinige verlichting voor woningen.
Winkels met een of meerdere spaarstroomadviseurs zijn als zodanig duidelijk herkenbaar door o.a. het speciale vignet.
Spanningsrail
Zie lichtrail.
Spatwaterdicht
Beschermd tegen opspattend water.
Speciale werkverlichting
Volgens NEN 1890: verlichting, die als plaatselijke verlichting wordt toegepast voor speciale taken (zoals precisiewerk, kadastraal teken werk, fijn inspectiewerk en microminiaturisatie).
Specifieke lichtstroom
De lichtstroom per eenheid van elektrisch vermogen (lumen/watt).
Spectrum (van een lamp)
De golflengten van het zichtbare deel van het elektromagnetische spectrum,
Storende verblinding
Verblinding ten gevolge van spiegelende reflecties.
Spot (light)
Lamp of armatuur, die het licht sterk gebundeld in een richting uitstraalt.
Spuitwaterdicht
Beschermd tegen waterstralen.
Standaardverlichtingssterkte (Es)
Volgens NEN 1890: de verlichtingssterkte, die tijdens de uitvoering van een visuele taak ten minste aanwezig dient te zijn op het voor de uitvoering van die taak relevante deel van het werkvlak.
Starter
Elektrisch apparaat dat nodig is om een spaarlamp of een tl-lamp te starten.
In spaarlampen met een lampvoet voorzien van schroefdraad (E14 en E27) is deze in de lamp ingebouwd.
Stekker
Populaire, echter onofficiële benaming voor contactstop, zie contactstop.
Steriadiaal
De eenheid van ruimtehoek.
Stofdicht
Beschermd tegen indringen van stof.
Stofvrij
Beschermd tegen stof, maar niet tegen indringen hiervan.
Stopcontact
1. Populaire, echter onofficiële benaming voor wandcontactdoos, zie wandcontactdoos.
2. Combinatie van wandcontactdoos met contactstop.
Stopcontactlamp
Oriëntatielampje van zeer laag vermogen, dat direct in een wandcontactdoos kan worden gestoken. Armatuur met direct gekoppelde stekker (contactstop).
Storende verblinding
Een vorm van verblinding, die de visuele waarneming c.q. prestatie nadelig beïnvloedt.
Stralingshoek
Zie bundelbreedte.
Strijklicht
Licht dat onder een zeer kleine hoek op een vlak valt, waardoor dit als het ware langs het vlak strijkt en de textuur of oneffenheden zichtbaar maakt door schaduwvorming.
Subtractieve kleurmenging
Kleurmenging van verfstoffen.
Superhogedruk natriumlamp of "witte" natriumlamp
Natriumlamp met een relatief hoge kleurtemperatuur (vandaar de aanduiding wit) met zeer goede kleurweergave-eigenschappen.
Tastschakelaar
Schakelaar, die door geringe aanraking elektrisch wordt bediend.
Verblinding
Situatie, waarin door te grote luminanties in het gezichtsveld en/of te grote
luminantiecontrasten afhankelijk van de mate waarin een gevoel van onbehagen of een duidelijke daling van de visuele prestatie optreedt of het zelfs een goede waarneming onmogelijk is.
Verlichtingssterkte
De hoeveelheid licht, die op een bepaald oppervlak (E) valt.
Volgens NEN 1890: verlichtingssterkte (in een punt van een vlak): het quotiënt van de lichtstroom op een oppervlakte element in dat vlak dat dit punt bevat en de oppervlakte van dat element.
Verlichtingsrendement
Verhouding van de nuttige lichtstroom om een bepaald vlak tot de nominale lichtstroom van de toegepaste lampen. De nuttige lichtstroom wordt onder andere bepaald door het armatuurrendement, de positie(s) van het (de) armatu(u)r(en), de reflectiefactoren van plafond, wanden, werkvlak(ken), vloer, voorwerpen in het vertrek en de afmetingen van het vertrek.
Verzadiging
Kleurindruk, die wordt bepaald door het aandeel aan zuivere kleur.
Visuele taak
Het visuele bestanddeel van de te verrichten taak.
Volt
Eenheid van elektrische spanning of elektromotorische kracht.
Voorschakelapparaat (vsa)
Elektrisch of elektronisch apparaat dat er voor zorgt dat de lampstroom van spaarlampen en tl- lampen niet te groot wordt. Zonder dit apparaat raakt de lamp bijna direct defect. Spaarlampen met een lampvoet hebben een ingebouwd voorschakelapparaat.
Vormindex